'Wij hebben vertrouwen in onze gemeenschap en vertrouwen in de toekomst. Samen kunnen we verbinden en vooruitgaan. Vertrouwen, verbinden, vooruitgaan: ons drieluik voor de toekomst, om de weg in te slaan van moeilijk naar morgen.’ Met deze woorden begint en eindigt het Regeerakkoord van de Vlaamse regering van 23 juli 2014. Onder de titel ‘verbinden voor het leven’ vinden we in dit akkoord ook een reeks Grote Uitdagingen op het vlak van ruimtelijke ordening, milieu en natuur. Nog Grotere Uitdagingen zijn opgenomen in de bijlagen bij het Regeerakkoord. Zo worden binnen het nieuwe ‘Beleidsdomein Omgeving’ één: de departementen LNE en RWO en het agentschap Inspectie RWO (samen het nieuwe Departement Omgeving), het departement MOW en het Agentschap Wegen en Verkeer (samen het nieuwe departement Mobiliteit en Openbare Werken), de nv Waterwegen en Zeekanaal en de nv De Scheepvaart (samen het nieuwe Agentschap Waterwegen), de Minaraad en de SARO (samen de nieuwe Omgevingsraad). Ook de minister zelf is één geworden: Joke Schauvliege, de allereerste Vlaamse omgevingsminister, amper twee jaar na de opstart van TOO, het leek wel in de sterren geschreven.
Dat het vertrouwen in de nieuwe en komende regelgeving nog moet groeien, blijkt uit het puntsgewijs overzicht van beperkte amendering van de oude –zeg maar vertrouwde– onteigeningswet van 1962, van de hand van Martin Denys, nestor van het onteigeningsrecht.
Werner Annaert blaakt dan weer van vertrouwen in het Vlaams Materialenprogramma, een blijver voor de uitbouw van de circulaire economie, als slimme specialisatie in Vlaanderen.
Vertrouwen is er ook in de nieuwe decreten over de omgevingsvergunning, complexe projecten, handhaving en het integratiespoor plan-milieueffectrapportage. Dat heeft mogelijk te maken met de auteurs, vier bevoorrechte getuigen –zeg maar projectregisseurs– van dit complex legistiek proces: Gaetane Maes, Karen Van Alsenoy, Luc Goedertier, en Michel Roosemont.
Bevoorrechte getuigen van omgevingsrechtspraak zijn Steven Denys, die ons meeneemt in zijn analyse van de bindende advisering in de stedenbouwkundige vergunningsprocedure, en Antoon Lust, die gedreven op zoek gaat naar de link tussen een onoverwinnelijke dwaling van de bouwheer en overheidsaansprakelijkheid. Hendrik Schoukens focust op de algemene natuurtoets – we capteren zijn mooie openingszin: ‘Nature provides a free lunch, but only if we control our appetites’.
Wat het controleren van die ‘appetite’ betreft, weigert TOO alvast toegevingen te doen: we zetten ons beste steentje voor, de molens draaien onverdroten verder, en ‘ledigheid is des duivels oorkussen’ (luiden de mooie deviezen in een aantal bijdragen). We serveren met andere woorden opnieuw een diep bord vol rechtspraakcommentaren over élk van de zovele onderdelen van dat éne omgevingsrecht. Passeren onder meer nog de revue, RUP’s die ‘tegen de balken springen’ of ‘een maat voor niets’ zijn, of zowaar een café zonder bier en een boer die de overheid kiespijn bezorgt. Even goed is er ‘bij het gerecht’ echter plaats voor zonevreemde dummies of wordt er een boompje opgezet over ontbossing. En dat niet alles kommer en kwel hoeft te zijn bewijzen de bijdragen over de zorg voor kinderen die zowaar een gemeenschapstaak blijkt te zijn, en over een onteigening voor een overstromingsgebied die (weliswaar ‘met veel goede wil’) wordt toegestaan.
Vóór de indigestie intreedt of het water u tot aan de lippen komt, kan u tot slot het recht van antwoord lezen op de in het vorig nummer verschenen bijdrage ‘Brownfieldconvenant blijkt juridische splinterbom’ van onze redacteur Hendrik Schoukens. Alle inspanningen voor éénmaking en eensgezindheid ten spijt, moet er ruimte blijven voor dissenting opinions. Het levert een mooie illustratie op van ‘het leven zoals het is… een complex project’.
Hou met TOO de vinger aan de pols van het omgevingsrecht en het omgevingsbeleid.
Hou met TOO de vinger aan de pols van het omgevingsrecht en het omgevingsbeleid.