Op 7 mei 2021 vond een vanuit Nederland en Vlaanderen druk bijgewoonde digitale studienamiddag plaats: ‘Vlaanderen en stikstof: niet alles kan overal. Over milieugebruiksruimte, vergunningverlening en ruimtelijke planning’.
Deze studienamiddag werd opgedragen aan prof. dr. Luc Lavrysen naar aanleiding van zijn emeritaat aan de Universiteit Gent. De schriftelijke neerslag van de uiteenzettingen is opgenomen in dit speciaalnummer van TOO - Tijdschrift voor Omgevingsrecht en Omgevingsbeleid.
Deze keer dus geen "normale" combinatie van pertinente analyses en straffe rechtspraakcommentaren. Wel een unieke bundeling van bijdragen die opnieuw garant staan voor een boeiend nummer van TOO, het onmisbare tijdschrift voor iedereen die bij de bescherming en de ordening van de menselijke leefomgeving betrokken is.
In deze bijdrage wordt een overzicht gegeven van de problematiek van depositie van reactieve stikstof in Vlaanderen. De auteurs analyseren de oorzaken. Want het is pas als die bekend zijn, dat er gericht en doeltreffend kan gezocht worden naar oplossingen.
Hou met TOO de vinger aan de pols van het omgevingsrecht en het omgevingsbeleid.
Beste Luc,
Sinds je mij in 2009 vroeg om een column te schrijven voor het Tijdschrift voor Milieurecht, naar aanleiding van het emeritaat van professor Bocken, en die column vervolgens voor publicatie werd geweigerd, ervaar ik emeritaatsvieringen als licht traumatisch. Dat ik mijn trauma kan overstijgen bij jouw emeritaat, hangt samen met de zekerheid: hoe tegendraadser iemand is, hoe liever jij het hebt. Wij zijn dus voor elkaar gemaakt.
Met het Tijdschrift voor Milieurecht (TMR) is het overigens allemaal begonnen. Jij startte als hoofdredacteur het tijdschrift op in 1992. Ik kreeg begin 1993 de allereerste TMR-jaargang cadeau als laureate van de Pleitwedstrijd Mr. Georges Debra aan de balie van Gent. Ik herinner mij de eerste aanblik van het cadeau: een juridisch tijdschrift met een kaft van toen reeds aftands ogend behangpapier, bijna 30 jaar later nog steeds ‘vintage’.
Ik raapte in 1993 alle moed bijeen om jou een brief te schrijven, met de vraag of ik kon helpen bij het tijdschrift. Je bezorgde mijn brief aan professor Bocken van de Universiteit Gent, bij wie ik vervolgens dankzij jou aan de slag kon. We zagen elkaar elke week op vrijdag, een dag waarop jij aan de universiteit werk van één week verzette. De andere dagen werkte je hobbymatig voor het Grondwettelijk Hof, toen nog Arbitragehof.
Onze gesprekken op vrijdagmiddag, in de inmiddels nóg iconischer geworden Vooruit, waren mijn venster op de wondere wereld van het milieurecht. De werkzaamheden van de Interuniversitaire Commissie tot Herziening van het Milieurecht in het Vlaamse Gewest, beter bekend als de Commissie-Bocken, waren net achter de rug. Jouw bijdrage in die werkzaamheden is groot geweest. Je lag mee aan de basis van nieuwe en innovatieve milieuregelgeving, zoals onder meer het belangrijke decreet bedrijfsinterne milieuzorg, dat heeft geleid tot de introductie van de milieucoördinator in Vlaanderen.
Jouw kennis van het milieurecht was van bij het prille begin encyclopedisch. Jouw proefschrift werd niet toevallig hét handboek milieurecht. Het inmiddels vuistdik geworden Milieuzakboekje, dat onder meer jouw naam draagt, ken je van voor tot achter. Belangrijker nog is jouw fenomenaal vermogen tot het oplossen van problemen. Je filosofeert niet over recht, je beoefent het. ‘Recht is geen wetenschap, maar een ambacht’ hield je mij steeds voor en zo handelde je ook. Je had overigens wel meer leuke quotes, zoals bij de start van de grote integratiebeweging die gepaard ging met de introductie van het omgevingsrecht. ‘Iedereen wil integreren, maar niemand wil geïntegreerd worden,’ zei je. Het is nog steeds van het beste dat ooit over het concept integratie is gezegd.
Bovenal ben je een man van weinig woorden. Zo vertelde je lachend over de Franstalige advocaten die voor het Grondwettelijk Hof al te vaak hun pleidooi startten met een hoopgevende ‘Je serai bref’ waarna steevast een eindeloos exposé volgde.
Op eigen vraag werd ik na enkele jaren jouw eerste assistente. Ik houd mijzelf voor dat dit moet aanvoelen als een ‘eerste lief’: iemand die je nooit vergeet. Ik doe er natuurlijk ook alles aan om te vermijden dat je mij zou vergeten.
Toen ik in 2006 de Vlaamse Vereniging voor Omgevingsrecht oprichtte, was je ontgoocheld. Je begreep niet waar ik het vandaan haalde om voor een mondiaal thema als milieurecht uitgerekend een regionale in plaats van – minstens – een landelijke vereniging op te richten. Zelf ben je op ronduit indrukwekkende wijze actief op internationaal en Europees niveau. Je richtte het European Union Forum of Judges for the Environment (EUFJE) op, dat milieumagistraten vanuit heel Europa bijeenbrengt. Dat deze vereniging geen advocaten toelaat, zal ik natuurlijk altijd als een minpunt blijven aanzien; het is één van mijn frustraties waarin je een duivels genoegen schept.
Wat er ook van zij, de VVOR heeft haar doel bereikt: aansluiting vinden bij Nederland en de Nederlandse term omgevingsrecht in Vlaanderen ingang doen vinden. Die aandacht voor Nederland leerde ik óók van jou: jij zorgde voor het samenwerkingsverband tussen de Universiteit Gent en de Universiteit Utrecht, waaruit veel moois is voortgesproten, onder meer in 2004 het gezamenlijke boek ‘Milieurecht in de lage landen’. De studiedag van vandaag, met evenveel Vlaamse als Nederlandse sprekers, over een milieuthema dat Nederland en Vlaanderen noodgedwongen samen zullen moeten oplossen, is dan ook het best denkbare eerbetoon aan jouw adres.
Ik hoopte een leuk feest voor jou te kunnen organiseren en huurde daarvoor zelfs de allergrootste zaal in Gent af, voor niet minder dan 1.000 man. Corona besliste er evenwel anders over en bracht ons terug tot de essentie. In die omstandigheden wil ik jouw emeritaat graag vieren bij een picknick met jou, Ella, Laurens, Céline en Sarah, zoals we dat in het verleden meermaals pleegden te doen. Het is lang geleden, maar het blijft aanvoelen alsof het gisteren was.
Ik noemde jou de meest geliefde milieuprofessor ooit. Dat was niet gelogen. Een uitermate slim en minzaam man als jij heeft het allerhoogste ambt bekleed en doet dat nog steeds. Ook na jouw emeritaat blijf je voortwerken als voorzitter van het Belgisch Grondwettelijk Hof. De symboolwaarde daarvan is bijzonder groot: met jou aan de macht kan België onmogelijk een failed state worden genoemd.
Lieve Luc, je serai bref, dankjewel voor alles. Het ga je goed.
Hou met TOO de vinger aan de pols van het omgevingsrecht en het omgevingsbeleid.