Gerechtelijk activisme in het omgevingsrecht: politiek probleem of juridische consequentie? Hoe kan het complexe proces van omgevingsvergunningverlening verder omgevormd worden tot een harmonieus proces? Waarom is het een beetje dweilen met de kraan open als het gaat over zonevreemde ontwikkelingen in de Vlaamse open ruimte? Bodemdaling: wat is het en wat zijn de mogelijke juridische en maatschappelijke gevolgen?
De antwoorden op deze en vele andere vragen leest u in dit nummer van TOO, het onmisbare tijdschrift voor iedereen die bij de bescherming en de ordening van de menselijke leefomgeving betrokken is.
Boeiende bijdragen over vernieuwende wetgeving en interessante actualiteit krijgen naar goede gewoonte het gezelschap van pertinente besprekingen van bepalende omgevingsrechtspraak, die in dit nummer o.a. slaat op de algemene saneringsplicht, de beroepsmogelijkheden van het omgevingsloket, de zaak der wegen en het capaciteitstarief.
De Raad van State maakte enkele jaren geleden reeds duidelijk dat het Bodemdecreet, naast een algemene saneringsplicht voor bodemverontreiniging, ook voorziet in bijzondere saneringsplichten. Dat de saneringsplicht voor de Raad van State niet ondeelbaar bleek, en dat er op basis van verschillende rechtsgronden meer dan één saneringsplichtige door de OVAM kan worden aangemaand, was dus reeds duidelijk. In zijn arrest nr. 255.281 van 15 december 2022 gaat de Raad van State nog een stap verder, door te verduidelijken dat ook de saneringsplicht die geldt bij de sluiting van een risico-inrichting beschouwd moet worden als een bijzondere saneringsplicht ten opzichte van de algemene saneringsplicht ...
Hou met TOO de vinger aan de pols van het omgevingsrecht en het omgevingsbeleid.
Eind maart liet de Nederlandse minister van Infrastructuur en Waterstaat Mark Harbers optekenen optimistisch te zijn dat Nederland de einddoelen van de Europese Kaderrichtlijn Water haalt: uiterlijk in 2027 zal het oppervlaktewater en grondwater in Nederland chemisch schoon en ecologisch gezond zijn. Een extra ‘KRW Impuls’ zal daarvoor zorgen.
De extra inzet van deze ‘impuls’ bestaat uit ruimtelijke maatregelen en maatregelen voor stoffen. Voor de ruimtelijke maatregelen moet de samenhang tussen water, natuur, klimaat en landbouw in ruimtelijke gebiedsprogramma’s centraal komen te staan. Voor de maatregelen voor stoffen gaat het vooral om de belasting vanuit de industrie, de rioolwaterzuivering en de landbouw, en wordt in de hele keten – van productie tot zuivering, vergunningverlening en handhaving – gekeken waar probleemstoffen zitten die op korte termijn kunnen worden aangepakt. Deze maatregelen worden de komende maanden verder uitgewerkt tot een concreet actieprogramma.
Niet voor het eerst geeft Nederland ons het nakijken. De Vlaamse derde generatie stroomgebiedbeheerplannen voor de periode 2022-2027 bepalen dat tegen de Europese deadline van 22 december 2027 amper 8 procent van de 195 Vlaamse waterlichamen in goede toestand zullen worden gebracht. De recent ontdekte alomtegenwoordigheid van PFAS in oppervlaktewater en grondwater dreigt het bovendien onmogelijk te maken om – zelfs voor die 8 procent – het in de Kaderrichtlijn Water verankerde ‘one out, all out-principe’ na te leven. Waterkwaliteit is pas goed als alle waterparameters goed zijn. Ook het grensoverschrijdend karakter van de Vlaamse PFAS-verontreiniging is problematisch. Het in de Kaderrichtlijn Water verankerde ‘niet-afwentelingsprincipe’ stelt dat problemen niet mogen worden afgewenteld op stroomafwaarts gelegen waterlichamen.
Tot slot gaat ook de alom geprezen Vlaamse ‘Blue Deal’, met focus op circulair watergebruik, voorbij aan volgend basisprincipe: vermijden dat vuilvracht zich gaat opconcentreren en alsnog verhindert dat het einddoel van chemisch schoon en ecologisch gezond oppervlaktewater en grondwater wordt bereikt.
Met minder dan vijf jaar voor de boeg, tellen we dus best samen af tot een ‘Impuls van de Lage Landen’.
Hou met TOO de vinger aan de pols van het omgevingsrecht en het omgevingsbeleid.