OmgevingConnect is een online bibliotheek van Vanden Broele

Gewijzigd onroerenderfgoeddecreet versoepelt archeologisch onderzoek bij vergunningsplichtige bodemingrepen

Met het decreet van 7 juli 2017 houdende wijziging van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, wat het archeologisch onderzoek bij vergunningsplichtige ingrepen in de bodem betreft, worden met terugwerkende kracht vanaf 1 juni 2017 de verplichting tot de opmaak van een bekrachtigde archeologienota versoepeld en de geldende vrijstellingen uitgebreid. Voor vergunningverlenende overheden volstaat het voortaan dat op het ogenblik waarop over de aanvraag moet worden beslist, een bekrachtigde archeologienota voorhanden is.

 

Op 1 juni 2016 zijn de belangrijkste bepalingen van het Onroerenderfgoeddecreet inzake ‘archeologie’ in werking getreden. De bepalingen beogen uitvoering te verlenen aan de principes van het Verdrag van Valletta waarbij de fysieke bescherming van het archeologisch erfgoed wordt nagestreefd door het behoud van het archeologisch erfgoed in situ. In de praktijk betekent dit dat een groot aantal van de aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsvergunning vanaf dat tijdstip vergezeld moeten zijn van een ‘bekrachtigde archeologienota’. Het betreft een nota opgesteld door een erkende archeoloog, en bekrachtigd door het Agentschap Onroerend Erfgoed, waarbij uitspraak wordt gedaan over de eventuele aanwezigheid van een archeologische site op het terrein, de mogelijkheid of deze bewaard kan worden, dan wel de voorwaarden waaraan de archeologische opgraving moet voldoen wanneer het behoud ervan niet mogelijk is. De bedoeling van de wetgever is maximaal in te zetten op het behoud van archeologisch erfgoed vanaf de planningsfase van bouw- en infrastructuurprojecten, op een ogenblik waarop de bouwplannen nog kunnen worden aangepast, en de vertraging in het bouwtraject tot een minimum kan worden herleid.

 

Nauwelijks een jaar verder zijn de gevolgen op het terrein zichtbaar. De opmaak van de nota door een erkende archeoloog neemt al snel 6 weken in beslag, wat de doorlooptijd aanzienlijk verhoogt en erkende archeologen tot een schaars gegeven maakt. De 3 weken die het overspoelde Agentschap Onroerend Erfgoed krijgt om de nota te bekrachtigen resulteert doorgaans in één of meer wijzigingen ervan, alvorens een bekrachtiging wordt bekomen. Daarnaast blijkt het geoportaal voor heel wat gebieden niet-geupdate kaarten te bevatten die zones moeten markeren waar geen archeologie te vinden is. In dat geval moet de bouwheer kiezen tussen wachten op de update dan wel veiligheidshalve toch een archeologienota laten opmaken, wat het kostenplaatje verder doet oplopen. Tot slot wordt in 90 % van de gevallen aanspraak gemaakt op diverse uitzonderingsregels waardoor de plicht tot opmaak van een archeologienota wordt ontweken.

 

Met het decreet van 7 juli 2017 houdende wijziging van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, wat het archeologisch onderzoek bij vergunningsplichtige ingrepen in de bodem betreft, worden een hele reeks wijzigingen doorgevoerd die moeten verhelpen aan de gerezen kritiek.

 

De wijzigingen zijn retroactief van toepassing op aanvragen die vanaf 1 juni 2017 bij de vergunningverlenende overheid zijn ingediend.

 

Vanaf 1 juni 2017 volstaat het dat de bouwheer gelijktijdig met de ter bekrachtiging ingediende archeologienota zijn vergunningsaanvraag indient bij de overheid. De bekrachtiging van de archeologienota moet bijgevolg niet langer worden afgewacht alvorens de vergunningsaanvraag in te dienen. De vereenvoudiging geldt voor alle aanvragen. Het volstaat dat de vergunningverlenende overheid over de bekrachtigde nota kan beschikken uiterlijk op het einde van de beslissingstermijn.

 

Voor nieuwe aanvragen kunnen eerder bekrachtigde archeologienota’s worden hergebruikt wanneer zij betrekking hebben op dezelfde percelen en er geen bijkomende ingreep in de bodem nodig is. Wanneer maatregelen werden opgelegd moet de uitvoering van het programma van maatregelen worden aangetoond.

 

De bestaande vrijstellingen voor de opmaak van een archeologienota worden op verschillende punten verduidelijkt en gewijzigd. Zo is vb. niet langer een archeologienota vereist bij het verbouwen of herbouwen van een bestaande constructie, dan wel het bijstellen van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden, voor zover geen bodemingrepen gebeuren. Ook bij beperkte aanpassingen en uitbreidingen aan de lijninfrastructuur buiten het bestaande gabarit wordt de vrijstelling onder bepaalde voorwaarden uitgebreid.

 

Tot slot wordt duidelijk gesteld dat de vergunning moet worden geweigerd wanneer de vergunningverlenende overheid niet tijdig een bekrachtigde archeologienota heeft ontvangen. De overheid beschikt hierbij niet over enige beoordelingsvrijheid en is ertoe gehouden om een weigering af te leveren.

 

In hoeverre het gewijzigde Onroerenderfgoeddecreet  de bouwheer, de erkende archeoloog en de vergunningverlenende overheid daadwerkelijk tegemoet komt op het terrein, zal de praktijk moeten uitwijzen. Dat de gebonden beslissingstermijn in hoofde van de vergunningverlenende overheden de afwachtende bouwheer ongetwijfeld parten zal spelen, staat evenwel als een paal boven water.

 

Tot slot kan nog worden meegegeven dat intussen werk werd gemaakt van de evaluatie van het integrale Onroerenderfgoeddecreet, wat aanleiding heeft gegeven tot een door de Vlaamse regering goedgekeurde conceptnota met suggesties tot wijziging en of verbetering van de regelgeving. Nieuwe wijzigingen van het decreet mogen dan ook in de toekomst nog worden verwacht.

Deel deze update via LinkedIn
Deel deze update via Facebook
Deel deze update via Twitter
Deel deze update via e-mail

Al onze nieuwsberichten in uw mailbox?

Schrijf u in op onze gratis nieuwsbrief en blijf op de hoogte van nieuwe regelgeving, relevante actualiteit, niet te missen opleidingen en studiedagen, ...