OmgevingConnect is een online bibliotheek van Vanden Broele

‘Ruimtelijk rendement’ als nieuwe beoordelingsgrond voor de goede ruimtelijke ordening

Sinds de inwerkingtreding van de Codex-trein op 1 januari 2018 kunnen vergunningverlenende overheden rekening houden met het principe van ‘ruimtelijk rendement’ wanneer zij verkavelings- of stedenbouwkundige vergunningsaanvragen toetsen aan de goede ruimtelijke ordening. De Vlaamse decreetgever introduceert deze extra beoordelingsgrond in haar zoektocht naar ruimte voor wonen in de bestaande bebouwde ruimte via verdichting, renovatie en hergebruik.

 

De Vlaamse decreetgever koppelt het principe van ‘ruimtelijk rendement’ via artikel 58 van het decreet van 8 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving, aan de notie van de goede ruimtelijke ordening. Dankzij het vernieuwde artikel 4.3.1, 2§ VCRO kan een vergunningverlenende overheid rekening houden met de mate waarin een aanvraag  bijdraagt aan een verhoging van het ruimtelijk rendement.

 

Met deze ingreep tracht de Vlaamse decreetgever de ruimtelijke rendementsverhoging te bevorderen, streeft zij naar een intensiever gebruik van de bestaande ruimte en wil ze de verweving van verschillende functies, het hergebruik van constructies en het tijdelijk toelaten van ruimtegebruik stimuleren. Hiermee wil zij ook de vergunningverlenende overheden de mogelijkheid geven om komaf te maken met scheefgegroeide trends uit het verleden om zo ruimte te gunnen aan vernieuwende denkbeelden en visies.

 

Een verhoging van het ruimtelijk rendement hoeft overigens niet altijd te leiden tot bijkomende verdichting of hogere bebouwing, maar kan ook tegemoetkomen aan situaties waar in het verleden een te hoge dichtheid of een overaanbod aan appartementsgebouwen werd voorzien.

 

Het ruimtelijk rendement als bijkomend aspect van de goede ruimtelijke ordening

Volgens de huidige rechtspraak van de Raad van State en de Raad voor Vergunningsbetwistingen dient een vergunningverlenende overheid de (niet-)overeenstemming van een vergunningsaanvraag aan de goede ruimtelijke ordening te toetsen aan de hand van de feitelijke kenmerken en karakteristieken van de onmiddellijke omgeving. Deze beoordeling vertrekt dus vanuit de bestaande (en soms flink verouderde) toestand.

 

Vergunningverlenende overheden dienen vergunningsaanvragen die niet overeenkomen met deze karakteristieken te weigeren. Deze interpretatie van de goede ruimtelijke ordening zorgt in de praktijk voor een stagnerend effect. Vergunningsaanvragen met extra nadruk op verdichting of aanvragen die nieuwe functies introduceren en/of combineren, halen deze drempel vaak niet.

 

Dankzij de invoering van ‘ruimtelijk rendement’ als bijkomende beoordelingsgrond kan een vergunningsaanvraag afwijken van de bestaande toestand omwille van een rendementsverhoging. De rendementsverhoging is evenwel enkel mogelijk op locaties waar dit gerechtvaardigd is. Artikel 4.3.1, §2, 2° VCRO benadrukt namelijk dat er enkel rekening kan gehouden worden met een ruimtelijke rendementsverhoging indien “de rendementsverhoging gebeurt met respect voor de kwaliteit van de woon- en leefomgeving” en als “de rendementsverhoging in de betrokken omgeving verantwoord is”.

 

De VCRO definieert zelf niet wat verstaan moet worden onder ‘ruimtelijk rendement’. De invulling van het principe is gebiedsspecifiek en dient in relatie tot de omgeving te worden beoordeeld. Het kan voor een vergunningverlenende overheid bovendien opportuun zijn om zelf in haar ruimtelijk structuurplan, beleidsplan of uitvoeringsplan vast te leggen wat zij hieronder concreet verstaat.

Uiteraard dient iedere vergunningsaanvraag op grond van artikel 4.3.1, §1 VCRO nog steeds te voldoen aan de toepasselijke bestemmings-, verkavelings-, en stedenbouwkundige voorschriften. Pas wanneer een vergunningsaanvraag geen legaliteitsbelemmeringen kent en een toetsing aan de goede ruimtelijke ordening mogelijk is, zal het ruimtelijk rendement als beoordelingsgrond kunnen spelen.

 

Geen verplichting voor de vergunningverlenende overheid

Het principe dat de overheid in de eerste plaats rekening moet houden met de in de omgeving bestaande toestand wordt uiteraard behouden. De toetsing van de goede ruimtelijke ordening aan de kenmerken en karakteristieken van de plaatselijke aanleg blijft noodzakelijk. De wijziging van artikel 4.3.1, §2 VCRO betekent enkel dat een vergunningverlenende overheid een vergunningsaanvraag die afwijkt van de bestaande toestand toch kan vergunnen indien dit gerechtvaardigd wordt door een rendementsverhoging. Een vergunningverlenende overheid is evenwel niet verplicht om hiermee rekening te houden en mag een niet-conforme vergunningsaanvraag steeds weigeren. Zij zal natuurlijk wel steeds grondig moeten motiveren waarom zij (geen) rekening houdt met het ruimtelijk rendement en waarom een rendementsverhoging al dan niet verantwoord is in de onmiddellijke omgeving.

Deel deze update via LinkedIn
Deel deze update via Facebook
Deel deze update via Twitter
Deel deze update via e-mail

Al onze nieuwsberichten in uw mailbox?

Schrijf u in op onze gratis nieuwsbrief en blijf op de hoogte van nieuwe regelgeving, relevante actualiteit, niet te missen opleidingen en studiedagen, ...