OmgevingConnect is een online bibliotheek van Vanden Broele

Arrest Europees Hof van Justitie legt bom onder Gemeentelijke Ruimtelijke Uitvoeringsplannen…met onwettige stedenbouwkundige en verkavelingsvergunningen tot gevolg

In zijn arrest van 5 december 2017 met nummer RvVb/A/1718/0299 stelt de Raad voor Vergunningsbetwistingen de onwettigheid vast van een Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan en vernietigt vervolgens de hierop gebaseerde verkavelingsvergunning. Reden is de niet correcte omzetting van een Europese richtlijn in de Vlaamse regelgeving die in aanmerking werd genomen bij de totstandkoming van het RUP. Wetende dat heel wat steden en gemeenten zich hiervan niet bewust zijn, is het wachten op een arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen alvorens de bom onder het gemeentelijk vergunningenbeleid ontploft.

 

Bij de opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (hierna ‘gemeentelijk RUP’) moet worden nagegaan of het project geen aanzienlijke gevolgen zal hebben voor mens en milieu, en de opmaak van een plan-milieueffectrapport (hierna ‘plan-MER’) niet vereist is.

 

De regelgeving hieromtrent is opgenomen in de Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (afgekort ‘SEA-richtlijn’) en moet door elk van de Europese lidstaten worden omgezet in zijn eigen intern recht.

 

Met het arrest van 24 maart 2011 (c-435/09, Europese Commissie t. België) heeft het Europees Hof van Justitie, België veroordeeld voor een niet correcte omzetting van de richtlijn naar het intern recht, voor zover de regelgeving van het Vlaamse Gewest ‘drempelwaarden’ en ‘selectiecriteria’ vaststelt die enkel met de ‘omvang’ van het betrokken project rekening houden.

 

Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 7 januari 2004 met nummer C-201/02 gewezen op de rechtstreekse werking van enkele relevante artikelen uit de richtlijn. Dit betekent concreet dat de niet correcte omzettingsbepaling in het Vlaamse recht, buiten toepassing moet worden gelaten.

 

Bij de opmaak van heel wat gemeentelijke RUP’s heeft men zich beperkt tot het in aanmerking nemen van de ‘drempelwaarden’ uit het MER-besluit (besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004) om tot het oordeel te komen dat niet van rechtswege een plan-MER moest worden opgemaakt (en men zich kon beperken tot de eenvoudigere screeningsprocedure). Wat in strijd is met het arrest van 24 maart 2011 van het Hof van Justitie en de rechtstreekse werking van de richtlijn (nu de drempelwaarden enkel rekening houden met de ‘omvang’ van het project, wat geen correcte omzetting van de SEA-richtlijn vormt).

 

In al die gevallen waarbij men zich ten onrechte beperkt heeft tot een loutere screeningsprocedure in plaats van de opmaak van een plan-MER, is er sprake van een ‘onwettig’ gemeentelijk RUP. Verkavelingsvergunningen en stedenbouwkundige vergunningen die worden toegekend op basis van een ‘onwettig’ gemeentelijk RUP kunnen op hun beurt door dezelfde onwettigheid zijn aangetast.

 

Derden die zich kanten tegen een project -voorwerp van de stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning - kunnen de onderliggende onwettigheid van het RUP aankaarten. Probleem is evenwel dat het College van Burgemeester en Schepenen evenals de Deputatie in graad van administratief beroep als vergunningverlenende bestuursorganen, de wettigheid van het RUP principieel niet op eigen gezag mogen beoordelen, tenzij wanneer er sprake is van een flagrante onbetwistbare onwettigheid waardoor het RUP als onbestaande zou moeten worden gehouden. De Raad voor Vergunningsbetwistingen daarentegen moet als rechtscollege wel beoordelen of de exceptie van onwettigheid (art. 159 van de Grondwet) gegrond is, en in bevestigend geval het RUP buiten toepassing laten. Een stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning die overwegend is gebaseerd op een onwettig RUP, beschikt bijgevolg niet langer over de vereiste juridische grondslag. De Raad voor Vergunningsbetwistingen zal het besluit van de deputatie moeten vernietigen en de deputatie verplichten om een herstelbeslissing te nemen waarbij de deputatie veelal niet anders zal kunnen dan de stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning te weigeren.

 

Met alle gevolgen van dien voor de aanvrager…en de aansprakelijkheid van de vergunningverlenende overheid.

 

Steden en gemeenten screenen dan ook best zo snel mogelijk de totstandkoming van hun RUP’s op de verenigbaarheid ervan met de project -MER -plicht, om een cascade aan onwettige vergunningen te vermijden.

Deel deze update via LinkedIn
Deel deze update via Facebook
Deel deze update via Twitter
Deel deze update via e-mail

Al onze nieuwsberichten in uw mailbox?

Schrijf u in op onze gratis nieuwsbrief en blijf op de hoogte van nieuwe regelgeving, relevante actualiteit, niet te missen opleidingen en studiedagen, ...