OmgevingConnect is een online bibliotheek van Vanden Broele

Integratie kleinhandelsactiviteit in omgevingsvergunning op 1 augustus 2018 een feit. Fundamentele wijziging van de inspraakmogelijkheden en de rechtsbescherming hebben wezenlijke impact op de gemeenten

Op 9 maart 2018 heeft de Vlaamse regering beslist om met ingang van 1 augustus 2018 de vergunning voor kleinhandelsactiviteiten te integreren in de omgevingsvergunning. Één vergunning voor vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten met een milieu- en/of stedenbouwkundig luik wordt hiermee een feit. Gemeenten moeten voortaan evenwel rekening houden met de gewijzigde inspraakmogelijkheden voor het betrokken publiek en de uitbreiding van de categorieën van personen die administratief beroep kunnen aantekenen tegen de vergunningsbeslissing.

 

Met het decreet van 15 juli 2016 betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid wordt de federale handelsvestigingswet van 13 augustus 2004 afgeschaft en wordt een nieuw regionaal regelgevend kader gecreëerd op het niveau van het Vlaams gewest. De zogenaamde socio-economische vergunning, voortaan ‘kleinhandelsvergunning’ genoemd, wordt geïntegreerd in de nieuwe omgevingsvergunning, waarbij een gelijktijdige beoordeling kan plaatsvinden van handelingen die niet alleen een kleinhandelsvergunning vereisen maar ook een stedenbouwkundige vergunning en/of milieuvergunning impliceren.

 

Aanvankelijk was vooropgesteld om met ingang van 1 januari 2018 de omgevingsvergunningswetgeving volledig operationeel te maken, aldus met inbegrip van de kleinhandelsvergunning. Doordat hiervoor nog een uitvoeringsbesluit van de Vlaamse regering nodig was (waarbij o.m. het aanvraagformulier en de bijbehorende addenda uit de addenda-bibliotheek zouden worden aangepast) waarvan de behandeling en publicatie niet tijdig rond geraakte voor 1 januari 2018, werd de kleinhandelsvergunning voorlopig uit de omgevingsvergunning gelicht.

 

Met het besluit van de Vlaamse regering van 9 maart 2018 komt hier verandering in.

 

Niet alleen de datum van de inwerkingtreding wordt concreet vastgelegd op 1 augustus 2018 (daar waar de toelichtende nota aan de Vlaamse regering niettemin nog gewag maakt van de integratie per 1 juni 2018).

 

Ook wordt verduidelijkt dat aanvragen die enkel betrekking hebben op kleinhandelsactiviteiten niet via het omgevingsloket moeten worden ingediend, maar per beveiligde analoge zending moeten worden ingediend, te weten op papier en op een leesbare virusvrije USB-stick. De behandeling zal eveneens verder analoog (en dus niet digitaal via het omgevingsloket) verlopen, met inbegrip van de bekendmaking van de beslissing. Het wordt aan de bevoegde ministers overgelaten om te bepalen wanneer ook deze vergunningsaanvragen digitaal moeten worden ingediend.

 

Voor wat betreft de van toepassing zijnde procedure wordt voortaan bepaald dat de ‘vereenvoudigde procedure’ (zijnde de procedure waarin er geen openbaar onderzoek moet worden georganiseerd en er geen advies is van de omgevingsvergunningscommissies) mag worden gevolgd wanneer de kleinhandelsvergunning uitsluitend betrekking heeft op vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten met een netto handelsoppervlakte van maximaal 20.000 m2.

 

Anderzijds wordt de gewone vergunningsprocedure alsnog van toepassing wanneer de aanvraag afwijkt van de verkavelingsvoorschriften. In dat geval moet aldus wel een openbaar onderzoek worden georganiseerd met een mogelijk advies van de omgevingsvergunningscommissies.

 

 

Door de inbedding van de kleinhandelsvergunning in de omgevingsvergunning zal niet langer elke aanvraag hiertoe bij het college van burgemeester en schepenen moeten worden ingediend. Voortaan bepalen de ‘aard’ en de ‘omvang’ van het te vergunnen kleinhandelsproject de bevoegdheid van het college van burgemeester en schepenen, de deputatie of de Vlaamse Regering als vergunningverlenende overheid.

 

Waar de oude wet van 2004 niet voorzag in het organiseren van een openbaar onderzoek in de aanloop naar het toekennen of weigeren van een gevraagde socio-economische vergunning, zullen voortaan aanvragen tot het toekennen van een kleinhandelsvergunning die onderworpen zijn aan de ‘gewone’ procedure, wel verplicht het voorwerp moeten uitmaken van een openbaar onderzoek. Anders is het gesteld met de aanvragen die de ‘vereenvoudigde’ procedure volgen, waar geen openbaar onderzoek is voorzien.

 

Een ander gevolg van de integratie van de kleinhandelsvergunning in de omgevingsvergunning  is de verruimde mogelijkheid om een schorsend administratief beroep aan te tekenen tegen de vergunningsbeslissing. Waar volgens de oude wetgeving enkel de aanvrager, het Nationaal-Sociaal Economisch Comité voor de Distributie (afgekort ‘NSECD’) als adviesorgaan of minstens zeven van de achttien leden van het NSECD, administratief beroep konden aantekenen tegen de vergunningsbeslissing in eerste aanleg, wordt deze mogelijkheid voortaan uitgebreid tot de personen opgesomd in art. 53 Omgevingsvergunningsdecreet.

 

Een belangrijke categorie van beroepsindieners vormt ongetwijfeld ‘het betrokken publiek’, zijnde ‘elke natuurlijke persoon of rechtspersoon alsook elke vereniging, organisatie of groep met rechtspersoonlijkheid die gevolgen ondervindt of waarschijnlijk ondervindt van, of belanghebbende is bij, de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden waarbij niet-gouvernementele organisaties die zich voor milieubescherming inzetten, geacht worden belanghebbende te zijn’.

 

Belangrijke beperking hierop geldt wanneer de aanvraag in eerste administratieve aanleg overeenkomstig de ‘gewone’ vergunningsprocedure werd behandeld. In dat geval zal het ‘betrokken publiek’ enkel nog een beroep kunnen instellen als tijdens het openbaar onderzoek een gemotiveerd standpunt, opmerking of bezwaar werd ingediend, tenzij men zich in enkele uitzonderingsgevallen bevindt, zo onder meer wanneer het beroep is ingegeven door een wijziging aan de vergunningsaanvraag, aangebracht na het openbaar onderzoek, of wanneer de betrokkene aantoont dat hij door specifieke omstandigheden in de onmogelijkheid was om een standpunt, opmerking of bezwaar in te dienen tijdens het openbaar onderzoek. Deze beperking geldt aldus niet wanneer de vergunningverlening volgens de ‘vereenvoudigde’ procedure geschiedt, in welk geval er geen openbaar onderzoek is voorzien.

 

De Raad voor Vergunningsbetwistingen wordt voortaan bevoegd voor de schorsings- en vernietigingsberoepen tegen de kleinhandelsvergunningen. In het verleden konden ‘belanghebbende derden’ enkel jurisdictioneel beroep aantekenen tegen de handelsvestigingsvergunning bij de Raad van State. De Raad van State wordt voortaan cassatierechter.

 

Conclusie :

 

De incorporatie van de kleinhandelsvergunning in de omgevingsvergunning laat de lokale besturen toe een geïntegreerd handelsvestigingsbeleid te voeren. Waar de verruimde inspraakmogelijkheid en de verruimde administratieve beroepsmogelijkheid voor het betrokken publiek de rechtsbescherming aanzienlijk verhogen, betekent dit ongetwijfeld een langere proceduredoorloop voor de gemeente met extra aandacht voor de kwaliteit van de verleende vergunningsbeslissing. De integratie vereist tot slot een multidisciplinaire aanpak van de dossierbehandelaar wat de druk op de ambtenaren ongetwijfeld verder doet toenemen.

 

Alle hens dan ook aan dek wanneer de kleinhandelsvergunning op 1 augustus 2018 in volle vakantieperiode in werking zal treden!

Deel deze update via LinkedIn
Deel deze update via Facebook
Deel deze update via Twitter
Deel deze update via e-mail

Al onze nieuwsberichten in uw mailbox?

Schrijf u in op onze gratis nieuwsbrief en blijf op de hoogte van nieuwe regelgeving, relevante actualiteit, niet te missen opleidingen en studiedagen, ...