Is de minnelijke onderhandelingstermijn al dan niet een garantie op succes? Welke conclusies kunnen we trekken uit een grondige evaluatie van het instrument milieueffectrapportage? Hoe is het gesteld met de handhaving van de omgevingsvergunning op lokaal niveau? Europese Green Deal: zal België aansluiten bij de buurlanden Frankrijk, Nederland en Luxemburg, die sneller willen gaan?
De antwoorden op deze en vele andere vragen leest u in dit nummer van TOO, het onmisbare tijdschrift voor iedereen die bij de bescherming en de ordening van de menselijke leefomgeving betrokken is.
Boeiende bijdragen over vernieuwende wetgeving en interessante actualiteit krijgen naar goede gewoonte het gezelschap van pertinente besprekingen van bepalende omgevingsrechtspraak, die in dit nummer o.a. slaat op de Vlaamse sectorale normen voor windturbines, de relativiteitseis, het Weser-arrest, de waarde van erfgoedwaarden, pseudowetgeving in het omgevingsrecht, …
In de milieuwetgeving in Vlaanderen, maar ook daarbuiten, zijn zowat alle eisen rond emissies vastgelegd in concentraties, zijnde mg.Nm-3. Zo mag een huisvuilverbrandingsinstallatie niet meer uitstoten dan 0,1 ng TEQ.Nm-3. Wil dit dan ook a priori zeggen dat een hogere emissie schadelijk is voor mens en milieu? Deze vraag wordt door te veel mensen verkeerd beantwoord en verdient dan ook de nodige aandacht ...
Hou met TOO de vinger aan de pols van het omgevingsrecht en het omgevingsbeleid.
Aan de vooravond van een nieuwe federale regering rijst de onvermijdelijke vraag hoe de omgevinggerelateerde thema’s op federaal niveau zullen worden opgepikt. De voortschrijdende Europese Green Deal, niet in het minst de Europese klimaatwet, komt prominent op het bord van de federale regering. Zal België aansluiten bij de buurlanden Frankrijk, Nederland en Luxemburg, die sneller willen gaan? Wie de bijdrage van Jan De Mulder leest, stelt vast dat daartoe nog heel wat moet gebeuren. Ontnuchterend is ook de column van Bert Leysen, een onvervalste oproep tot ‘practice what you preach’.
Los van de snelheid of traagheid op het vlak van de grote Europese omgevingsthema’s, blijven de gebruikelijke interstatelijke contrasten op het vlak van omgevingsrecht en omgevingsbeleid onveranderd overeind. De bijdrage van Sven Wouters, Annelies Hoebeeck en Veerle Timmermans over milieueffectrapportage is daarvan een illustratie. Ook het onderzoek van Caroline Van der Steen naar de handhaving van de omgevingsvergunning op lokaal niveau brengt Nederland-Vlaanderen-verschillen aan het licht. Hetzelfde geldt voor de PFAS-stand van zaken van Dirk Dedecker, Griet Van Gestel, Johan Ceenaeme en Hans Woldendorp en de omgevingsmanagement-inkijk van Rik Houthaeve. De rechtspraakcommentaar van Sandra Sliwa over de relativiteitseis spant de kroon: doet Vlaanderen er goed aan om dit Nederlandse product in te voeren?
Dat de ontwikkeling van nieuw beleid en regelgeving altijd een kwestie is van vallen en opstaan, toont Eva De Witte treffend aan in haar bespreking van de nieuw voorgestelde minnelijke onderhandelingstermijn in het Vlaamse onteigeningsdecreet. Zal de federale regering ingaan op het Vlaamse regeerakkoord, dat aangaf te willen sleutelen aan de uitspraaktermijnen van de federale Raad van State? Belangrijker nog, zal de federale Raad van State bevoegd blijven voor beroepen tegen ruimtelijke uitvoeringsplannen en complexe projecten of zullen alle betwistingen inzake het Vlaamse omgevingsrecht in de toekomst door de Vlaamse bestuursrechtspraak worden behandeld? Zullen in dat geval de Vlaamse uitspraaktermijnen verder worden gereduceerd?
Het antwoord op die vraag is ook en vooral voor grensoverschrijdende projecten van belang. Gelukkig blijft de omgevingsrechtspraak – of die nu Europees, Belgisch of Vlaams is – erg lezenswaardig, net als de commentaren bij deze rechtspraak. Matthias Strubbe en Julie Vanhoenacker gaan in op de al dan niet nood aan een voorafgaande milieubeoordeling van Vlaamse sectorale normen en omzendbrieven voor windturbines en op de al dan niet geslaagde aanpak van deze kwestie. Dat het oppassen geblazen is met pseudowetgeving in het omgevingsrecht, lezen we in de commentaar van Koen Van den Wyngaert. Claire Buggenhoudt wijst erop dat bij het intrekken van een vergunningsbeslissing één en ander kan foutlopen. In geval van foutlopen dreigt alvast het onontkoombare artikel 159 van de Grondwet, waaraan ook een strafrechter niet ontsnapt, aldus Elien Vleugels. Foutlopende advisering van het schepencollege leidt dan weer tot het ontzeggen van toegang tot de rechter, waarschuwt Annelies Maes. Robin Verbeke maakt een einde aan de spraakverwarring tussen ontbossing en (on)vermijdbare natuurschade en vraagt aandacht voor de waarde van erfgoedwaarden. In de nasleep van het nog steeds beeldbepalende Weser-arrest van het Europese Hof van Justitie, licht Cathy Suykens een tipje van de sluier over een nieuwe tool voor lozingen, die in oktober van dit jaar door de Vlaamse Milieumaatschappij wordt gelanceerd.
Het stopwoord corona is niet één keer gevallen. Corona is dan ook absoluut en allesbehalve relatief. Blijf gezond!
Hou met TOO de vinger aan de pols van het omgevingsrecht en het omgevingsbeleid.