Hoe zou het milieurecht moeten omgaan met en controle uitoefenen op nieuwe, antropogene producten en processen die door de risico-industrie worden geproduceerd? Waarom moet de tijdsdimensie beter geïntegreerd worden in omgevingsbeleid? Wat zijn de eerste bevindingen met het nieuwe evaluatie-instrument van het omgevingsvergunningsdecreet?
De antwoorden op deze en vele andere vragen leest u in dit nummer van TOO, het onmisbare tijdschrift voor iedereen die bij de bescherming en de ordening van de menselijke leefomgeving betrokken is.
Boeiende bijdragen over vernieuwende wetgeving en interessante actualiteit krijgen naar goede gewoonte het gezelschap van pertinente besprekingen van bepalende omgevingsrechtspraak, die in dit nummer o.a. slaat op de vergoeding van collectieve milieuschade, stikstof in ruilverkavelingen, de soortentoets of nog het gefaalde Vlaamse luchtkwaliteitsplan.
In de afgelopen eeuw heeft de mensheid voldoende kennis verworven over de schade die nieuwe, antropogene producten en processen toebrengen aan het milieu en het algemeen belang. In een beklijvende bijdrage gaat Kathleen Garnett hier dieper op in en beschrijft ze waarom het dan ook belangrijk is om de doctrine van de “grenzen van de wetenschap” te rehabiliteren als een nuttige voorloper van het voorzorgsbeginsel, en om een nieuwe aanpak te overwegen voor de regulering van gevaarlijke nieuwe, antropogene stoffen.
Hou met TOO de vinger aan de pols van het omgevingsrecht en het omgevingsbeleid.
‘Vervang asbest, vinylchloride, DDT en aldrin door PFAS, glyfosaat, dicamba en neonicotinoïden en je krijgt het griezelige gevoel dat we dit allemaal al eens eerder hebben meegemaakt en dat de geschiedenis zich herhaalt.’ Aan het woord is Kathleen Garnett in een beklijvende bijdrage over de ‘grenzen van de wetenschap’-doctrine, de voorloper van het voorzorgsbeginsel. ‘Voorbij de grenzen van de wetenschap is geen sprake van terra incognita, maar van terra pericolosa,’ waarschuwt Garnett.
Pieter Leroy wees op dezelfde ‘systeemfout’, toen de PFAS-crisis in Vlaanderen losbarstte. ‘Van een groot aantal stoffen hebben we pas met tien of twintig jaar vertraging in de gaten hoe gevaarlijk ze zijn,’ stelt hij. Het Europees Milieuagentschap mag daarover dan wel een mooi rapport ‘Late lessons from early warnings’ hebben geschreven, dat rapport is inmiddels ook al twintig jaar oud. In de parlementaire onderzoekscommissie PFAS-PFOS ging de omgevingsminister nog een stap verder door te wijzen op ‘systeemfalen’. Ook haar initiële uitroep ‘Voortvarend? Na twintig jaar?’ blijft hangen.
Na de ‘systeemfouten’ en het ‘systeemfalen’ is het nu tijd voor ‘systeemlazarus’. Een coalitie van milieu- en natuurverenigingen, gezondheids- en gezinsorganisaties formuleerde alvast achtentwintig speerpunten voor een ambitieus Vlaams milieubeleid. ‘Op die manier willen we ervoor zorgen dat onze regio nooit opnieuw slachtoffer wordt van een milieuschandaal als de PFOS-vervuiling,’ schrijft de coalitie. Hun indrukwekkend werk is één van de vele voorbeelden van ‘collective wisdom’ die de Vlaamse PFAS-zaak vorm heeft gegeven, aldus Dries Verhaeghe. Met twintig verbetervoorstellen doet hij zelf ook zijn duit in het zakje.
Ook dit TOO-nummer draagt bij aan ‘systeemlazarus’. Naast de belangwekkende rechtspraakcommentaren van Dorothy Gruyaert, Benjamin Descamps, Vanessa McClelland, Julie Vanhoenacker en Robin Verbeke, vragen Geert Mertens en Inge Leenders aandacht voor de factor ‘tijd’ in het omgevingsbeleid. Koen Dewulf en Wannes Allemeersch maken vanuit de provincie West-Vlaanderen duidelijk dat het concipiëren van de evaluatie van voorwaarden in de ‘eeuwigdurende’ omgevingsvergunning meer denkwerk vergt. Benoit Havet oppert de vraag of de Belgische wetgever de recente rechtspraak zal volgen op het vlak van vergoeding van collectieve milieuschade. Tot slot roept Annelies Maes op om binnen een efficiënt omgevingsvergunningsproces een stem te geven aan (verenigde) burgers.
Is Lazarus niet voor minder uit de doden opgestaan?
Hou met TOO de vinger aan de pols van het omgevingsrecht en het omgevingsbeleid.